Door corona en klimaatverandering is de bereidheid van Nederlanders om in eigen land op vakantie te gaan enorm gegroeid. Economisch kwetsbare gebieden aan de randen van het land kunnen daarvan profiteren, zegt Jouke van Dijk, hoogleraar Regionale Arbeidsmarkt aan de Rijksuniversiteit Groningen. In gesprek met Platform31 geeft Van Dijk zijn visie op toerisme in krimpregio’s: wat kan het opleveren? En hoe verleid je toeristen tot een bezoekje? Naast gebiedspromotie zit de crux in het versterken van het netwerk van ondernemers in de toeristische sector. En in het uitbreiden van het aanbod toeristische voorzieningen. Immers: ‘’Er moet wat te doen zijn, je moet er kunnen overnachten en iets te eten en te drinken kunnen krijgen en daarbij geldt: Eén restaurant is geen restaurant’’.
U beschouwt toerisme als een grote kans voor het Waddengebied. Hoe gaat het met de economie in de regio?
De economische verschillen binnen landsdelen nemen toe, ook in het noorden. De regio Groningen-Assen is economisch sterk, maar de problemen concentreren zich in Oost-Groningen en het Waddengebied. Hier verdwijnen door automatisering en robotisering banen op mbo-2 en -3 niveau in de landbouw, industrie en de dienstensector. De hoger opgeleiden trekken weg en de ouderen en laag en middelbaar opgeleiden blijven achter. De stad Groningen zuigt het talent uit de regio. Welk perspectief is er voor de rest van de provincie? Grootschalige industrie zie ik niet meer gebeuren, maar toerisme is kansrijk. Ondanks corona is de markt nog steeds groot en ik denk dat dat verder zal groeien.
Hoe belangrijk is toerisme momenteel voor de economie van Groningen?
Nog niet zo belangrijk. De sector is significant kleiner dan in bijvoorbeeld Drenthe en Friesland. En dan gaan de meeste bezoekers ook nog eens naar de stad Groningen en niet naar de regio. Terwijl de regio best aantrekkelijk is. Vergelijk het eens met het Duitse Waddengebied. Dat lijkt op het onze, maar trekt veel meer toeristen, omdat de toeristische sector daar beter ontwikkeld is. In het Nederlandse Waddengebied staat dit nog in de kinderschoenen. Er is wel marketing, maar te weinig horeca, accommodaties, attracties, et cetera. Het toeristisch aanbod is te klein en te versnipperd. Je kunt er prachtig fietsen, maar waar interessante of leuke dingen te zien zijn is vaak onduidelijk en je moet wel je eigen boterhammen meenemen.
Volgens mij zit daar de kans. Uit onderzoek door adviesbureau SWECO naar het imago van toeristisch Groningen blijkt dat veel mensen aanvankelijk een negatief beeld hebben van Groningen als vakantiebestemming, maar als men er eenmaal geweest is, is men laaiend enthousiast. Als gevolg van de coronacrisis is de intentie van Nederlanders om in eigen land op vakantie te gaan enorm gegroeid. De Waddeneilanden zitten nu vol, en men wil ook wel eens ergens anders naartoe. Je ziet nu dan ook dat ook kleine onbekende campings op het Groninger platteland opeens vol zitten! Dus de kans is om mensen nu te verleiden om dat eerste bezoek aan het Groningse Ommeland te brengen, en daarna doet de aantrekkingskracht van de regio zijn eigen werk.
Wat kan een groei van de toeristische sector betekenen voor de vitaliteit van de regio?
Toerisme is een arbeidsintensieve sector en levert werk op mbo-2 en -3 niveau. Dat past bij de beroepsbevolking van Groningen – en andere krimpregio’s – waar juist voor die groep banen verdwijnen. Daarnaast biedt het kansen om groepen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen, in de horeca bijvoorbeeld, maar ook bij attracties. Door deze nieuwe banen blijft het draagvlak voor voorzieningen als vervoer en winkels in stand die als gevolg van krimp onder druk komen te staan. Tot slot zijn toeristen ook ‘klanten’ voor lokale voorzieningen, zoals het zwembad en de huisarts.
Toerisme kan daarmee bijdragen aan een bredere, positieve ontwikkeling die ik zie in de krimpgebieden. Deze worden namelijk steeds aantrekkelijker als woongebied. Deze trend is al een paar jaar bezig: Uit de recente publicatie Wadden in Beeld blijkt dat het migratiesaldo in de kustgemeenten langs de Waddenzee positief is. De krimp komt alleen nog door het negatieve geboorteoverschot. Nu trekken ook gezinnen met kinderen hier heen. Dat heeft te maken met de lage huizenprijzen, de rustige omgeving en de luchtkwaliteit. Door corona leren we dat het niet nodig is om 40 uur per week op kantoor te zitten, waardoor men anders tegen woon-werkafstand aankijkt. Er is nu een psychologische barrière doorbroken. De krimpgebieden gaan meer inwoners aantrekken, vooral als overal snel internet beschikbaar is en we erin slagen om de bereikbaarheid naar de Randstad toe te verbeteren door bijvoorbeeld de aanleg van de Lelylijn. Je hoeft niet elke dag naar de Randstad voor een vergadering, maar als het wel moet, dan is het handig als je met gemak in een dag op en neer kan. Toerisme stimuleert lokale bedrijvigheid en werkgelegenheid. Daarnaast zijn toeristen ook weer potentiële inwoners.
Hoe groot kan toerisme in Groningen worden?
Hoe groot wil je dat het wordt? Je wilt geen tweede Giethoorn, maar wel dat er banen ontstaan en dat het draagvlak voor voorzieningen groeit. Daarvoor zijn een paar honderd duizend toeristen nodig, over het jaar verspreid.
In een opiniestuk in het Dagblad van het Noorden schrijft u: ‘’De komende jaren zijn hard nodig om het toeristisch ecosysteem toekomstbestendig te maken.’’ Wat moet er gebeuren?
Het landschap is ons belangrijkste goed. Het is dus van groot belang om dat niet te verpesten met grootschalige en industriële landbouw, zonneparken en windmolens. Je moet het landschap juist aantrekkelijk maken, bijvoorbeeld via de projecten van Sense of Place, die gericht zijn op het beter zichtbaar maken van natuur, landschap en cultuurhistorie van het Waddengebied. We moeten goed nadenken over de vraag wat waar past en dat vertalen in ruimtelijk beleid. Windmolens passen misschien niet in het Waddengebied, maar wel in gebieden waar de toeristische potentie gering is, zoals industriegebieden en polders. De provincie moet hier een rol in spelen, omdat dit vraagstuk grenzen en belangen van gemeenten overstijgt.
En minstens zo belangrijk is het uitbreiden van het aanbod voor toeristen; dat bezoekers in het dorp fietsen kunnen huren, dat ze onderweg horeca tegenkomen, dat ze keuze hebben uit verschillende accommodaties, attracties en musea. Dit is een kans voor lokale bedrijven, zoals dorpscafés en fietsenmakers, om klanten aan te trekken. Maar dan moeten ze wel vindbaar zijn en open zijn als de toeristen er zijn. Er moet dus ook een goed informatiesysteem zijn om vraag en aanbod bij elkaar te brengen.
Naast een sterker aanbod hebben we ook een herkenbaar verhaal nodig dat bezoekers aanspreekt: waarom zouden toeristen het Waddengebied bezoeken? Een goed voorbeeld vind ik het Friese dijkdorp Holwerd, dat zich profileert als ‘’Holwerd aan Zee: een dijk van een dorp’’. Holwerd blijft dichtbij haar eigen kwaliteiten en bouwt dat uit tot een herkenbaar en aantrekkelijk merk. De bewoners van het dorp hebben zelf het initiatief genomen om projecten te ontwikkelen die zorgen voor nieuwe banen en zo de leefbaarheid vergroten. Zo’n verhaal hebben we nodig voor de gehele regio.
Tot slot, maar misschien wel het belangrijkste, moet je de inwoners meekrijgen. Die staan niet altijd te springen om meer toeristen. Ze waarderen de rust in de omgeving en willen geen ‘busladingen met Chinezen’ zoals in Giethoorn of Amsterdam. Dat hoeft ook helemaal niet. In de nabije omgeving (inclusief het Roergebied) wonen 25 miljoen mensen. Dat is de doelgroep. De rust is juist de aantrekkingskracht van de regio, dus ook de sector heeft er baat bij die in stand te houden. Het is zaak om de inwoners mee te nemen en te laten zien wat toerisme op kan leveren.
In hoeverre is het versterken van het toeristische aanbod een taak voor de overheid? Hebben ondernemers in de regio niet ook zelf een verantwoordelijkheid om hun producten en diensten aan de man te brengen?
Het ondernemerschap in de regio is er. Ondernemers hebben een eigen verantwoordelijkheid, maar het is ook het kip-ei-verhaal. Om de regio op de kaart te zetten, is de inzet van individuele ondernemers niet genoeg. Het gaat juist om de combinatie van attracties en voorzieningen. Eén restaurant is geen restaurant. Daarnaast is de sector versnipperd. Er zijn veel kleine bedrijfjes uiteenlopend van hotels tot fietsenmakers. De grote ketens zoals Van der Valk Hotels zitten hier niet. In dit opzicht is toerisme anders dan chemie of de zorgsector, waar de overheid met een aantal grote spelers om de tafel kan. De uitdaging is dus: hoe krijg je die kleine ondernemingen bij elkaar rond een gemeenschappelijk belang?
Een goed voorbeeld is Hotel de Marne. Verschillende Bed and Breakfast’s in de regio zetten zich in de markt als één hotel. Dat soort initiatieven moet je hebben, want het vergroot de zichtbaarheid van het aanbod. Daarnaast hebben we de Groningse Toerisme Coöperatie: een aantal ondernemers organiseert zich, heeft een visie en actieplan ontwikkeld en is nu gesprekspartner voor de provincie. Dat is een goed voorbeeld, maar verder is de toeristische sector weinig georganiseerd. De inspanning van de overheid moet erop gericht zijn een beetje te helpen, zodat ondernemers het na verloop van tijd zelf in stand kunnen houden.
Een paar jaar geleden heeft de provincie Groningen met subsidie een stuk of vijftig toeristische routes voor fietsen, wandelen en varen laten ontwikkelen, gegroepeerd in tien clusters. Elk cluster had daarbij zijn eigen app ontwikkeld. Toen waren er dus tien apps – voor de bezoeker enorm onoverzichtelijk. Daar had de provincie meer in moeten coördineren. Van die apps is nu nog weinig terug te vinden. Marketing Groningen heeft ondertussen goede mobiele websites ontwikkeld (zoals Visit Groningen en Routes in Groningen) waar je veel routes kunt downloaden. Die zijn wel goed zichtbaar voor bezoekers, dus daar moeten andere initiatieven bij aansluiten.
U ziet een belangrijke rol voor marketingbureau Marketing Groningen. Waarom?
Die kan campagnes opzetten, ondernemers benaderen en met gemeenten in gesprek. Overheid en ondernemers moeten op één lijn komen. Om het integrale aanbod te versterken hebben we gemeenten en ondernemers nodig, dus er is iemand nodig die daar energie in steekt, die successen uitdraagt. Waarom ligt er in hotels in Groningen geen folder van het Waddengebied? Omdat de ondernemers onderling te weinig samenwerken. Omdat zij dat individueel niet voor elkaar krijgen, moet je dat als overheid aanjagen.
Het marketen van de regio is een vak apart. We moeten Marketing Groningen in positie brengen om het verschil te maken. Er hangt in het Gronings Museum bijvoorbeeld een collectie met schilderijen van het Groningse platteland van De Ploeg schilders. Er is nu een fietsroute gemaakt die mensen verleidt om de plekken van De Ploeg zelf te verkennen, op het platteland dus. Dat soort initiatieven moet je hebben om de regio mee te laten profiteren van de aantrekkingskracht van de grootste trekpleister.
In coronatijd zijn er wel honderd onderwerpen die om aandacht – en geld – vragen. Waarom zou men juist in toerisme investeren?
Omdat toerisme welvaart van buiten naar de regio brengt en dan met name in de rurale gebieden waar de traditionele werkgelegenheid verdwijnt. Daarom heeft toerisme, meer dan andere sectoren, de potentie om de dynamiek aan te jagen die we nodig hebben voor onze economie.
U pleit ervoor om toerisme integraal te bekijken, in samenhang met mobiliteit, arbeidsmarkt, onderwijs, leefbaarheid, cultuur, erfgoed, congressen, energietransitie en circulaire economie. Kunt u een voorbeeld geven van waar dat al goed gebeurt?
Toerisme kan verweven worden met landbouw en streekproducten. Denk bijvoorbeeld aan de garnalenvissers bij Lauwersoog. Verse vis is een mooi product. Laat toeristen zien waar het vandaan komt. Daarnaast denk ik dat de ‘overstroomgebieden’ die ontstaan tussen zeedijken een ideale plaats zijn voor een combinatie van natuur, recreatie en zilte teelt: landbouw met zout water. In Groningen en Friesland zijn nog veel oude dijken die te repareren zijn, waardoor dergelijke gebieden kunnen worden gecreëerd. Wie met deze blik naar de regio kijkt, ziet tal van kansen om toerisme te verknopen aan andere economische activiteiten en aan waterveiligheidsvraagstukken die samenhangen met klimaatverandering en zeespiegelstijging.
Uw oproep gaat specifiek over Groningen. In hoeverre is deze relevant voor andere krimpregio’s?
Voor een aantal andere krimpgebieden is toerisme ook kansrijk, vooral die gebieden waar de sector nog niet sterk ontwikkeld is, zoals Parkstad Limburg, de Westelijke Mijnstreek en Noord-Friesland. De markt groeit. Door corona en klimaatverandering is er structureel meer belangstelling om minder ver weg te gaan. Iedere regio zal op zoek moeten naar zijn eigen verhaal. Blijf dichtbij waar je al goed in bent. Is het landschap niet mooi? Doe dan iets met cultuur of festivals. Zet jezelf op de kaart. En zoek de verbinding met grote trekpleisters in de buurt. Ik zou tegen alle bestuurders in krimpregio’s willen zeggen: zet in op toerisme! Maar succes is niet verzekerd, het vergt wel gericht beleid en coördinatie.