Hanzehogeschool Groningen • Rijksuniversiteit Groningen •

Bevolkingskrimp lost werkloosheid niet op

Krimp van de beroepsbevolking leidt niet tot algehele krapte op de arbeidsmarkt en een structureel lage werkloosheid. Bij een krimpende en vergrijzende (beroeps)bevolking gaat de arbeidsmarkt niet wezenlijk anders functionerende dan bij een groeiende bevolking.

  • Wel kunnen de fricties op de arbeidsmarkt heviger en langduriger worden.
  • Bevolkingskrimp kan leiden tot een lagere economische groei (bruto binnenlands product, bbp), maar hoeft niet gepaard te gaan met een lagere welvaart (bbp per hoofd van de bevolking).
  • In ‘krimpregio’s’ gaat een hardnekkig hoge werkloosheid onder lager en middelbaar opgeleiden samen met een tekort aan hoger opgeleide arbeidskrachten in bepaalde sectoren en functies.
  • Er is specifiek regionaal arbeidsmarktbeleid nodig om op de grote verschillen tussen regio’s in te spelen.
  • De afspraak in het sociaal akkoord van 2013 om 35 arbeidsmarktregio’s in te voeren, waar vakbonden, UWV, lokale overheden en ondernemers samenwerken, dient versneld te worden uitgevoerd en niet alleen te worden gericht op arbeidsgehandicapten, maar op alle werknemers.

Dit zijn de voornaamste conclusies van een onderzoek van het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging dat op 2 december 2014 onder de titel Werken met krimp wordt gepubliceerd. Hoe reageert de (regionale) arbeidsmarkt op demografische veranderingen, zoals een krimpende en vergrijzende (beroeps)bevolking? Hoe kunnen de overheid en de vakbeweging op deze ontwikkelingen anticiperen en reageren? Deze vragen lagen ten grondslag aan een literatuurstudie, waarbij naar praktijkvoorbeelden in Oost-Duitsland en Zuid-Limburg is gekeken. Dit zijn twee regio’s waar krimp en vergrijzing al decennia aan de orde zijn. Het onderzoek is uitgevoerd door Dimphy Smeets (onderzoeker en redacteur bij FNV Bondgenoten).

Sterke regionale economieën

Het onderzoek onderstreept het belang van sterke regionale economieën. Daarbij is kwalitatief arbeidsmarktbeleid, gericht op scholing en social innovation om de leefbaarheid te vergroten, belangrijker dan een kwantitatieve verhoging van de arbeidsparticipatie. Scholing is een belangrijk middel om de gevolgen van demografische veranderingen op te vangen: door minder schooluitval en door jongeren zo hoog mogelijk op te leiden. En door oudere werknemers in staat te stellen zich permanent (bij) te scholen. Dit is belangrijk voor de arbeidsproductiviteit en innovatie, belangrijke stelschroeven voor welvaartsgroei in een vergrijzende en krimpende samenleving. (Om)scholing is ook een belangrijk middel bij de begeleiding van werk-naar-werk, om mismatch en werkloosheid zoveel mogelijk te voorkomen. Vakbonden moeten toezien op een effectief gebruik, over sectorgrenzen heen, van O&O-fondsen (die zij in veel sectoren samen met werkgevers beheren).

Inzet op regionaal beleid

Overheid en vakbeweging doen er goed aan meer aandacht te besteden aan regionale verschillen op de arbeidsmarkt. Bij de uitvoering van het topsectorenbeleid moet de overheid letten op mogelijke negatieve effecten voor regio’s zonder topsectoren. Regionale overheden moeten samen met ondernemingen zorgen voor diversificatie in sectoren om economische klappen beter op te kunnen vangen. Daarbij moeten ze de blik ook over regionale en internationale grenzen heen richten en barrières voor werkgelegenheid zoveel mogelijk wegnemen.

Het Sociaal Akkoord van 2013 voorziet in de oprichting van 35 arbeidsmarktregio’s, waar vakbonden, UWV, lokale overheden en ondernemers samenwerken voor een goed functionerende arbeidsmarkt. Dit plan moet versneld worden uitgevoerd en niet alleen gericht zijn op banen voor arbeidsgehandicapten, maar voor alle werknemers.
Het is ten slotte af te raden om de lonen te differentiëren tussen regio’s. Dit middel werkt averechts: het verzwakt regio’s die economisch toch al zwak zijn nog meer.