Op 25 april jl bereikte Leo van Wissen de pensioengerechtigde leeftijd en nam hij officieel afscheid van de RUG. Voor het KKNN een goede reden om deze hoogleraar Economische Demografie die zo’n 15 jaar geleden aan de basis van de oprichting van ons netwerk stond, eens in de spotlights te plaatsen. Hoe kijkt hij terug op zijn carrière. Hoe denkt hij over de ontwikkeling van het Noorden? Heeft het KKNN zich ontwikkeld conform de opzet en waar ligt haar toekomst? Het woord is aan Van Wissen.
Door Eduard van den Hoff en Charlotte Hidding
Onlangs vierde je het einde van uw carrière. Is de wetenschap nu een gesloten boek?
Nee, hoor. Bij de RUG heb ik tot oktober nog een klein aantal uren voor mijn colleges Bevolkingsprojecties. Verder heb ik nog een aanstelling voor twee dagen in de week bij het NIDI (Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute). Zo’n 3 jaar geleden heb ik een voorstel ingediend bij de Europese Commissie in het kader van het Horizon Europe Programma. Het betreft een onderzoek naar de mogelijkheden van migratie en mobiliteit om achtergebleven regio’s te helpen in hun ontwikkeling. Een jaar geleden is dat toegewezen. Het loopt in totaal 3 jaar en ik ben de coördinator van het geheel. Dat project wilde ik heel graag zelf doen, los van het idee dat er waarschijnlijk niemand zo gek is om dat over te nemen. Ik heb dus nog tot in ieder geval 2026 een aanstelling.
Waaruit bestaat het onderzoek voor het NIDI?
Er is een consortium van 10 Europese instellingen waaronder illustere namen als het Oostenrijkse IIASA (International Institute for Applied Systems Analysis) en het MPIDR (het Max Planck Institute for Demogaphic Research). De tien instellingen hebben 25 onderzoekers samengebracht en samen gaan we een dashboard ontwikkelen voor beleidsmakers van achtergebleven regio’s. Via dat dashboard is allerhande beleid te vinden waarmee zij wellicht hun problemen kunnen oplossen. Er hangen drie grote databases achter het dashboard: één met migratiegegevens, een tweede met ‘regional development’ en een derde met ‘policy’. Als een beleidsmaker uit Oost-Groningen het dashboard gebruikt, dan geeft het systeem aan dat het Oost-Groninger profiel heel erg lijkt op die van een bepaalde regio in Europa. ‘Policies’ die daar zijn toegepast en tot zekere oplossingen hebben geleid, zijn wellicht ook voor Oost-Groningen inzetbaar. Op deze manier hoeft het wiel niet telkens opnieuw te worden uitgevonden.
Het is een hartstikke mooi project, maar achteraf denk ik wel eens ‘Man, wat heb ik allemaal beloofd!?’ De kunst van zo’n project is het creëren van synergie. Dat is de speciale verantwoordelijkheid van de coördinator; dus mijn verantwoordelijkheid. Aan het enthousiasme van de medewerkers ligt het niet, maar het geheel in goede banen leiden is af en toe wel eens een opgave.
Als je terugkijkt op je carrière, hoe zou jij die omschrijven? In het liber amicorum dat je ontving tijdens je afscheid, viel te lezen dat je ontzettend veelzijdig bent.
Het boek geeft een leuk inkijkje op mijn werkzame leven. De titel, Leo van Wissen, een veelzijdig demograaf, klopt ook wel. Ik heb van alles en nog wat gedaan in mijn carrière. Niet alleen demografie. Ik kon eigenlijk nooit goed kiezen. Ik vind alles interessant. Soms kijk ik wel eens met bewondering naar mensen die zich een leven lang op één thema richten, daarin specialist worden en zich vervolgens tot autoriteit op een gebied weten te ontwikkelen. Dat vind ik heel knap. Ik ben echter altijd breed bezig geweest omdat ik heel veel dingen interessant vind. Mijn publicaties omvatten dan ook vele verschillende gebieden.
Er is echter wel één constante binnen die verscheidenheid: ik vind het modelleren van menselijk gedrag uiterst interessant. We zijn allemaal vrij, maken onze eigen keuzes en toch doen we heel veel dingen hetzelfde. Elke morgen staan we in dezelfde files en volgende week gaan we massaal op vakantie. Blijkbaar zit er in onze maatschappelijke structuur een zekere constante en het modelleren daarvan vind ik interessant. Ik voel me wel eens een verdwaalde ingenieur in de sociale wetenschap. Ik heb altijd de behoefte gehad om menselijk gedrag in maat en getal uit te drukken. Bovendien heb ik een natuurlijke neiging om dingen heel simpel te houden. Als je door symbolen heen kijkt, zie je vaak uiterst simpele waarheden of wetmatigheden. Daar ben ik altijd naar op zoek. Anders zie ik door de bomen het bos niet meer.
Ooit ben ik begonnen als geograaf. Tegelijkertijd deed ik een vooropleiding conservatorium. Maar geografie op zich beviel me niet zo, ik vond het een rare studie. Daarom heb ik me ooit aangemeld voor de studie wiskunde. Dat is er nooit van gekomen, maar uiteindelijk ben ik wel afgestudeerd als geograaf met een wiskundige achtergrond.
Jij bent direct betrokken geweest bij de oprichting van het KKNN. Destijds had je vast niet gedacht dat het zo’n groot en blijvend succes zou worden. Welke rol zie jij voor het KKNN in het huidige politieke landschap en maatschappij?
Het KKNN is in de eerste plaats gericht op het Noorden. De belangrijke rol die het is gaan spelen, geeft ook wel aan dat er dat er behoefte aan was. Het KKNN heeft een eigen plek verworven waar allerlei geledingen bij elkaar komen, geïnteresseerde burgers, corporaties, bestuurders, wetenschappers, enzovoort. Dat is een grote verworvenheid die veel regio’s niet kennen. Het is zeker belangrijk dat het KKNN blijft bestaan. Mensen kunnen er hun verhaal kwijt, hè?
Toen we begonnen was het KKNN veel beperkter dan nu. De focus is veel breder geworden. Er is meer voeling met wat er in de lokale en regionale samenleving speelt. De onvrede die onze samenleving momenteel kenmerkt, valt alleen op te lossen door met elkaar in gesprek te gaan. En dat gebeurt ook binnen het KKNN.
Er zijn vele rapporten en instrumenten ontwikkeld om de gebieden aan de rand van het land erbij te houden, maar het lijkt vooral te gaan om incidentele acties en momenten. Hoe denk jij dat we ervoor kunnen zorgen dat de basisvoorzieningen structureel geborgd blijven voor heel Nederland?
Ik weet niet of het KKNN daar in directe zin voor kan zorgen. Ik denk wel dat de nieuw aangetreden regering, wat je er ook van vindt, meer oog heeft voor de regio. Dus daar liggen kansen. Toen het KKNN startte, was het onderwerp regionale bevolkingsdaling heel actueel. Men werd zich bewust van het probleem en ook in andere regio’s werd het herkend. Destijds zijn er samenwerkingsverbanden gesmeed om verder te komen. Voor een tijd werkte het, maar volgens mij is het besef dat niet alleen het Noorden een probleem heeft, inmiddels op een laag pitje komen te staan. Je staat sterker als je het probleem samen met andere gebieden, denk aan de Achterhoek, Limburg, Zeeland en delen van Zuid-Holland, onder de aandacht van het huidige kabinet brengt. Gezamenlijk moet je in Den Haag een vorm van PR bedrijven.
Momenteel wordt er weer gesproken over het spreiden van Rijksdiensten als middel om de regio meer werkgelegenheid te bieden. Zouden we het Ministerie van Landbouw en Natuur naar de OV-hub in Meppel kunnen brengen?
Misschien is het Ministerie van landbouw nog wel het meest op zijn plek zijn in deze regio, dat is waar. Maar ja, de besluitvorming blijft toch plaatsvinden in Den Haag. Bovendien wordt het ministerie bevolkt door honderden ambtenaren en die gaan echt niet allemaal mee verhuizen. En of je al die ontbrekende ambtenaren vervolgens in onze regio kunt vinden?
De spreiding van de Rijksdiensten is destijds mislukt. En ook de spin-off van die diensten is niet groot geweest. De diensten vormden een soort enclaves met links naar Den Haag die hier niet tot een economisch cluster hebben geleid. Maar misschien zou een Lelylijn uitkomst bieden. In het licht van de ontwikkeling van Noord-Nederland zou de discussie over die spoorlijn wel weer mogen plaatshebben. Het is natuurlijk een peperdure lijn, maar nieuwe infrastructuur heeft allerlei directe en indirecte effecten. Het verandert de hele structuur van het land. En daarin moeten we heel bescheiden zijn als modellenmakers: op indirecte effecten kunnen we maar moeilijk de vinger leggen. Dat is ook de makke van CPB-modellen. Daarom zou ik zeker nog eens kijken naar die Lelylijn. Die maakt het wonen in de regio misschien aantrekkelijker. En COVID heeft ons ook wel geleerd dat er thuis goed te werken valt. Hoef je maar één keer per week in Den Haag te zijn, dan ga je toch lekker in Blauwe Stad wonen! Een soort TGV verbinding zou best wel eens kunnen helpen.
Als we nog even naar het KKNN kijken, wat zou het KKNN morgen meteen moeten doen?
We noemden al eerder de samenwerking zoeken c.q. versterken met andere regio’s. En ooit hebben we het KKNN opgericht om hetzelfde te bewerkstelligen voor kennisinstellingen, bestuur en de regio. Dat is uiteindelijk niet de sterkste component geworden van het KKNN. Het is wel interessant om te horen dat bestuurder Jouke de Vries benadrukt dat de universiteit er moet zijn voor de regio. Hij zoekt op allerlei manieren samenwerking met instellingen in het Noorden. Het KKNN zou opnieuw moeten kijken naar haar relatie met de universiteit. Daar liggen kansen. Mogelijk ook met de Hanze. Op strategisch niveau, ik denk aan colleges en besturen, zou het KKNN een grotere rol kunnen spelen dan zij nu doet.
Neem nu het universitair belang: studenten komen uit de Ommelanden. Maar het aantal jongeren daalt. Die demografische ontwikkeling is van groot belang voor de toekomst van de universiteit. En het zijn nu vooral buitenlandse studenten die het gat opvullen. Maar als de buitenlandse stroom studenten wordt afgeknepen, wat het beleid is van het nieuwe kabinet, dan zal Groningen meer dan gemiddeld getroffen worden. Hoe kunnen we dit toch op een of andere manier het hoofd bieden? De demografie van het Noorden is dus heel belangrijk voor de toekomst van de universiteit.
Anderzijds heeft de universiteit de regio ook veel te bieden. Denk aan duurzaamheid, de Aletta Jacobsstoel, gezondheid en dergelijke. Het zijn allemaal onderwerpen die dicht bij het KKNN liggen. Daarom zouden de verschillende schools een meer rechtstreekse band moeten hebben met het KKNN. Ik heb het idee dat ze onvoldoende beseffen dat de bijeenkomsten in de regio, de contacten met allerlei instellingen, kortom de infrastructuur die er ligt, veel potentie heeft. Want waar vind je bewoners, corporaties, zorginstellingen en dergelijke allemaal tezamen? Op de KKNN-bijeenkomsten! Het KKNN zou een meer integrale rol kunnen spelen. Daar is een hoop te winnen. Ga in gesprek met het College van Bestuur van de RUG en de Hanze. Voorkom dat er een nieuw parallel lichaam ontstaat. De potentie die het KKNN heeft, haar sterke link met de regio, daar zijn de universiteit en waarschijnlijk ook de Hanze zich onvoldoende van bewust. De komende viering van het 15 jarige bestaan van het KKNN is een goede aanleiding om met de fanfare door de stad te trekken!