Interview met Eveline van Leeuwen, hoogleraar Urbane Economie aan de Wageningen Universiteit, naar aanleiding van haar essay in de bundel ‘Land in samenhang’.
Niet alleen het platteland kent krimp; ook steden ervaren het. Daarom moeten we stoppen met het denken in clichés zoals ‘de groeiende stad’ en ‘het krimpende platteland’, vindt hoogleraar Urbane Economie Eveline van Leeuwen. ‘We moeten op nationaal niveau aan de slag met krimp’, zegt ze. ‘Stad en land moeten van elkaar leren. Het best kunnen we ons focussen op de regio, want een diverse bevolking en een diverse regionale economie zijn belangrijke voorwaarden voor succes.’
Door Eduard van den Hoff
Vaak wordt krimp exclusief toebedacht aan het platteland. Jij doet dat niet?
‘Vanuit mijn leerstoel onderzoek ik niet alleen de verschillen in stad en platteland, maar ook de overeenkomsten. Ik vergelijk ze vanuit eenzelfde hoek. En dan zie ik dat ook steden krimp kennen. Kijk eens naar voormalig Oost-Duitsland: veel bewoners trekken weg uit de binnensteden van Leipzig en Dresden en vestigen zich aan de stedelijke randen. Iets dergelijks maakten wij hier in Nederland ook mee in de jaren ‘80, toen vele binnensteden verloederden. In de Verenigde Staten groeit de totale populatie nog steeds, maar ook hier tref je grote steden die krimpen. Op wereldniveau is stedelijke krimp een serieus issue. In Nederland voelen we het nog niet zo doordat de woningmarkt op slot zit. Voor veel steden is dat een redding. Maar je merkt wel dat in bepaalde steden de huishoudens kleiner worden en dat daardoor het aantal mensen in wijken terugloopt.’
Heeft krimp dezelfde impact op steden als op het platteland?
‘Studies wijzen uit dat er vaak meer overeenkomsten dan verschillen zijn. In beide gevallen betreft het vaak de kwetsbare groepen; zij verdienen daarom extra aandacht. Neem een onderwerp als vervoer: bezit je geen auto en je moet van de ene kant van de stad naar de andere om het ziekenhuis te bezoeken, dan ben je als stedeling waarschijnlijk net zo lang onderweg als iemand van het platteland. Er bestaat in steden wel een andersoortige vorm van krimp; ze wordt vaak veroorzaakt doordat huishoudens kleiner worden of doordat wijken sociaal achter uitgaan. Maar de problemen zijn vergelijkbaar met die van het platteland. Krimp is niet slechts een ruraal probleem, ook al denkt men in de Randstad dat het ‘De ver van mijn bed show’ is. We moeten er dan ook op nationaal niveau mee aan de slag!’
Hoe is de verhouding tussen stad en platteland?
‘Vaak denken stedelingen dat het platteland niets is zonder de stad. Terwijl de stad toch ook afhankelijk is van het platteland. Zo hebben stedelijke bedrijven ook werknemers van het platteland nodig. Zeker de laatste tijd wordt door onderzoekers en beleidsmakers gedacht dat steden de groei van de economie bepalen. Ik vind dat we daar veel te gemakkelijk in meegaan, want op Europees schaalniveau blijkt dat veel kleinere steden in de buitengebieden het na de economische crisis veel beter doen dan de traditionele hoofdsteden.’
Kunnen stad en platteland van elkaar leren?
‘Jazeker. Hoewel er verschillen zijn – het platteland bezit naar mijn idee meer sociale cohesie – valt er van elkaar te leren. Zo kent het platteland meer tradities in samenwerken. Denk aan lokale initiatieven zoals coöperaties. De stad daarentegen biedt meer diversiteit, bijvoorbeeld in woningen. Als die woning-diversiteit ook in anticipeergebieden beschikbaar zou zijn, dan verwacht ik dat er ook meer stedelingen willen wonen. En niet alleen omdat de stad te duur voor ze is. Nu kunnen eenpersoonshuishoudens en jonge gezinnen er nauwelijks passende huisvesting vinden. Ik zou de overheid willen oproepen om zich meer op de regio te richten. Stad en platteland vormen een geheel, horen bij elkaar en hebben elkaar nodig.’