Hanzehogeschool Groningen • Rijksuniversiteit Groningen •

Interview Henri de Groot : Groei & krimp – uitdagingen voor governance en solidariteit

Interview met Henri de Groot naar aanleiding van zijn essay in de bundel ‘Land in samenhang’.

Brexit is niet zo zeer een stem van het Engelse platteland tegen Brussel, als wel tegen Londen. Dat is de mening van professor Henri de Groot – hoogleraar aan de VU, geïnspireerd door de Britse econoom Paul Collier. De baten van economische clustering in steden komen vooral ten goede aan diezelfde steden. Het gevolg? Toenemende verschillen in regionaal economische ontwikkeling, onvrede op het platteland en een stemkeuze voor anti-establishmentpartijen. Eenzelfde ontwikkeling dreigt volgens De Groot voor Nederland. Tenzij we kiezen voor een meer eerlijke verdeling van de koek. Daarvoor is governance en solidariteit nodig.

door Eduard van den Hoff

Wat was je beweegreden voor het schrijven van dit essay?

‘Aanleiding is het boek van Paul Collier; The Future of Capitalism: Facing the New Anxieties waarin hij de toenemende verschillen in sociaal economische ontwikkelingen van regio’s in Groot-Brittannië beschrijft. Dat komt omdat economische activiteiten zich bundelen in agglomeraties. En dat biedt grote voordelen, daarvan ben ik overtuigd. Maar je moet wel bedenken hoe je die voordelen met elkaar als land gaat verdelen. Dat is verkeerd gegaan in Engeland. Daarom wil ik Nederland een spiegel voorhouden. Kijk eens kritisch hoe we hier omgaan met de baten uit clustervoordelen in de Randstad. Neem de politieke onvrede in de krimpgebieden, waar veel op FVD, SP, PVV en LPF wordt gestemd, serieus.’

Hoe kan het anders, hoe kan het beter?

‘Agglomeraties bieden voordelen, dat staat buiten kijf. Maar wil je de baten eerlijk verdelen over het land, dan schiet een systeem als inkomstenbelasting tekort. Je moet ook nadenken over de verdeling van het grondwaardesurplus. Als een regio aantrekkelijk is, dan zie je dat terug in de grondprijs. Dat geeft gemeenten middelen en prikkels om te investeren in het aantrekkelijker maken van de gemeenten. Maar er ontstaat ook een dynamiek die leidt tot grotere pieken en dalen in het economische landschap. De groei van een stad gaat automatisch gepaard met krimp in het ommeland. We moeten ook nadenken over het begeleiden van de krimp. Dat vergt solidariteit. Burgemeester Van der Laan van Amsterdam was zich daar erg van bewust en trachtte invulling te geven aan het concept ‘een verantwoordelijke hoofdstad’. Hij investeerde in publieke voorzieningen waarvan ook buurgemeenten profiteerden. Je ziet het ook in Groningen, waar de stad zich medeverantwoordelijk voelt voor het welzijn in de omliggende gemeenten.’

Kun je alleen in steden een surplus genereren? Kan het ook op het platteland?

Dat is een spannende vraag. Er zijn wel voorbeelden uit de geschiedenis dat een dorp een grote stad wordt, maar de krachten van urbanisatie zijn in deze tijd wel heel erg sterk. Daar is bijna niet tegenin te roeien. Daarom kun je krimp maar beter goed begeleiden. Zorg dat elementaire zaken, denk aan onderwijs, openbaar vervoer, enzovoort, niet onder druk komen te staan in de krimpgebieden. In heel kleine gemeenten kan dat puur financieel wellicht niet uit, maar ze zijn noodzakelijk om de leefbaarheid in die gebieden te handhaven. Het geld moet dan uit solidariteit worden opgebracht.’

Is er voldoende basis voor solidariteit in Nederland?

Daar maak ik me zorgen over en daarom heb ik het stuk ook geschreven. Ik zie hoe we bijvoorbeeld worstelen met het Dossier Groningen, met het stikstofdebat, de positie van de boeren daarin en de manier waarop jongeren in het debat over klimaatverandering soms in een hoek worden gezet. Dat vind ik gevaarlijke ontwikkelingen. Mensen komen tegenover elkaar te staan. De tegenstellingen tussen stad en platteland groeien. Het populisme groeit. De meeste anti-establishment stemmers vind je dan ook buiten de Randstad.’

Waarin voorzie je nu een oplossing?

‘Ik zie de oplossing in kernsteden met ommelanden. Daarbij zou het ommeland minder afhankelijk moeten worden van Den Haag. Geef meer verantwoordelijkheid aan de stad en laat zij haar solidariteit met het ommeland betuigen. Zoals gezegd, de wijze waarop Van der Laan bestuurde vanuit een gevoelde verantwoordelijkheid die verder ging dan de stad die hij bestuurde, biedt een wenkend perspectief. Maar anderzijds moet ik ook bekennen dat de samenwerkingen die tot stand zijn gekomen kwetsbaar zijn en deels door opportunisme gestuurd worden. Daarom is het nodig dat we overschakelen op een ander belastingstelsel en middels governance opschalen naar grotere organisaties, zoals bijvoorbeeld de arbeidsregio’s. Want in het geheel van kernstad en ommeland, zijn de huidige gemeenten te klein en de provincies te groot. Krimpgebieden zijn gebaat bij het opgaan in grotere gebieden.’