Hanzehogeschool Groningen • Rijksuniversiteit Groningen •

Interview Hiska Ubels : Participeren? Je moet het maar kunnen én willen!

Met haar onderzoek naar leefbaarheidsprojecten in krimpdorpen gooit Hiska Ubels niet een steen, maar een baksteen in de vijver. Na haar promotie stonden landelijke en regionale kranten te trappelen om haar een interview af te nemen. Talloze keren is het onderzoek gedownload. Kortom heel Nederland is bijzonder geïnteresseerd in de ins en outs van lokaal zelfbestuur en burgerzelfredzaamheid én de onderbelichte schaduwkanten ervan.

Door Eduard van den Hoff

Ubels is sinds kort senior onderzoeker bij CMO STAMM. Daarvoor was ze jarenlang werkzaam bij de rijksoverheid. “Daar ontwikkelde ik een fascinatie voor constructieve manieren van samenwerken”, vertelt ze. Hiska koos voor haar promotie onderzoek aan de RUG voor een verdieping in bestuurlijke samenwerkingsstrategieën binnen het ruimtelijke domein, het thema dat dicht bij haar lag. Zij kreeg daarin ook de kans van Tialda Haartsen die haar inspireerde tot een onderzoek naar innovatieve, experimentele samenwerkingsverbanden tussen burgers en lokale overheden in krimpgebieden.

Tal van vragen
“Ik heb vooral gekeken hoe de samenwerking en de zeggenschap tussen overheid en burgers verloopt”, vertelt Ubels. “Ik had tal van vragen: wat is succesvol, wat werkt wel, wat niet, hoe verloopt het proces door de tijd heen, wat is de democratische ontwikkeling, enzovoort.” Om antwoorden te krijgen, vergeleek Ubels vier initiatieven. Het ging om Kulturhuis Beltrum, dorpscorporatie Nieuw-Dordrecht, Dorps Ontwikkeling Maatschappij Ee en Project Ulrum 2034.

Respons
Vaak worden in de media alleen de successen van initiatieven vanuit beleidsperspectief beschreven. “Maar hoe de dorpsbewoners het ervaren, dat kom je bijna niet tegen”, weet Ubels. “Daarom heb ik in Ulrum huis aan huis een enquête verspreid met vragen over Project Ulrum 2034.” Dat leverde een respons op van bijna 50%! In het algemeen bleek men positief gestemd. Dat gold ook voor de samenwerking met de overheid . Met name over de concreet behaalde resultaten was men positief. Over de meer langlopende onderdelen, die vaak ook wat stroef verliepen, was men minder te spreken. Tot zo ver weinig schokkends. Maar wat Ubels ook aan het licht bracht, was dat een kwart van de bevolking zo goed als niets afwist van het project. Terwijl het volop aandacht en publiciteit had gekregen! Ook bleek dat vooral mensen met een laag inkomen en dito opleidingsniveau minder betrokken en negatiever waren over het project.

‘Een kwart van de inwoners wist zo goed als niets van het project’

Grap
Ubels: “Vaak wordt gedacht dat dit soort initiatieven de lokale samenwerking verbetert en verhoogt. Dat wilde ik natuurlijk graag controleren onder de inwoners. De grap is dat bewoners die gedachte ook delen, maar bij navraag blijkt het niet voor hen persoonlijk te gelden. Ze denken dat het vooral andere dorpsbewoners betreft. Verder kwam ik te weten dat de betrokkenheid bij dit soort projecten het hoogst is bij dorpelingen die altijd al actief zijn in het vrijwilligerswerk; kortom een relatief klein deel van de inwoners.”

Geen zin in
In een panel-uitvraag in Friesland onderzocht ze dit verder. Ze wilde weten hoeveel mensen er nu daadwerkelijk meedoen aan leefbaarheidsinitiatieven en welke redenen ze aanvoeren om niet te kunnen of willen meedoen? “Het bleek dat 70 tot 80 procent de laatste jaren niet had meegedaan aan welke vorm van initiatief dan ook. Een derde daarvan was het ook niet van plan”, vertelt Ubels. “En ik denk dat een breder uitgezet onderzoek nog hogere percentages zal opleveren.” Sommigen voerden gezondheidsbeperkingen aan als redenen, anderen vonden dat die taken bij de gemeente hoorden en soms had men gewoonweg andere prioriteiten. Maar de belangrijkste reden dat mensen in het geheel niet mee wilden doen, was dat ze daar überhaupt geen zin in hadden.

Uitgangspunt voor beleid
“Als een overheid ‘het meedoen’ zo propageert en als uitgangspunt voor haar beleid hanteert, hoe democratisch is het dan? Wie behartigt de belangen van de mensen die niet meedoen?”, vraagt Ubels zich af. “Het feit dat dorpsbewoners participeren, hoeft geen garantie te zijn dat er sprake is van een democratisch proces. Voor hetzelfde geld opereren de participanten vanuit een eigen intrinsiek belang.”

Oudere, hoger opgeleide mannen
Vaak worden organisaties als Dorpsbelangen gezien als vertegenwoordigers van het dorp. Maar ook voor hen geldt: in hoeverre representeren zij praktisch gezien het héle dorp? “Ook hier gaat het om mensen die al vrijwilligerswerk doen. Het zijn vaak oudere, hoger opgeleide mannen die de kar trekken. Opvolgers zijn moeilijk te vinden. Het gevaar is dan ook dat bij langdurige processen de energie opraakt”, waarschuwt Ubels.

Kop en staart
Voor een aantal projecten in Ulrum was subsidie beschikbaar. Maar de complexiteit die dat met zich meebracht, en dat gold even zozeer voor het samenwerken met institutionele partners, zorgde ervoor dat naarmate de tijd verstreek, het enthousiasme en de betrokkenheid onder veel deelnemers afkalfde. Soms ontbrak het ook aan competenties. “Wil een participatieproject succesvol zijn, dan is er een kop en een staart nodig”, benadrukt Ubels.

Eindverantwoordelijk
Ubels wil burgerparticipatie zeker niet afschieten. Wel wil ze dat de gemeenten bewust raken van de mogelijkheden en de beperkingen, want het gaat hier per slot van rekening vooral om vrijwilligerswerk. Gemeenten moeten zichzelf ook afvragen hoe democratisch het allemaal is: welke burgers worden vertegenwoordigd in deze doe-democratie? Een andere kwestie is dat de ene gemeente wel de samenwerking met burgers zoekt en de andere niet. En hoe zit het met verschillen in participatiebereidheid en –capaciteit tussen dorpen in dezelfde gemeente? “Mijn advies richting gemeenten? Ondersteun concrete doelstellingen die op korte termijn haalbaar zijn. Zoek altijd een goede balans tussen representatieve democratie en maatschappelijke betrokkenheid. Want als puntje bij paaltje komt, is de overheid primair eindverantwoordelijk voor het welzijn van alle burgers en een veilige en goede leefomgeving.”

Lees hier haar proefschrift.