Voor Plaform31 schreef Elly van der Klauw, voormalig projectleider van het KKNN, deze column.
In de door het Rijk in 2010 bepaalde ‘krimpgebieden’ daalt de bevolking niet of nauwelijks meer, en daarom hoeven we het van minister De Jonge ook niet meer over krimp te hebben. Hij heeft het Actieplan Bevolkingsdaling vorig jaar daarom maar afgerond. Maar zijn we klaar met krimp, en alles wat daar bij hoort, of zien we slechts een pauze in het ‘Krimpland’, zoals ook Maurice Hermans uit Parkstad stelde in zijn blog. En als dat zo is, wat doen we dan tijdens de pauze?
Even wat feiten. De vergrijzing gaat natuurlijk nog steeds door, en de ‘voormalige’ krimpgebieden lopen daarin voorop in Nederland. Daarom valt er toch over 10 à 15 jaar een huishoudensdaling te verwachten, zuiver gekeken naar de bevolkingspiramide en de grotere top van ouderen daarin. Maar exact te voorspellen valt het niet. Door langer thuis wonen en andere factoren is vooralsnog het aantal huishoudens bij een gelijkblijvend aantal mensen toegenomen.
De totale Nederlandse bevolking blijft ondanks lage geboortecijfers ook nog doorgroeien vooral door migratie. Prognoses zijn daarbij belangrijk, maar komen per definitie niet uit. Het CBS verwachtte in 2006 nog dat onze hele bevolking op 17 miljoen zou blijven steken, inmiddels gaan ze uit van cijfers richting de 19 miljoen inwoners in 2035. En dat is ook in krimpgebieden merkbaar.
De bevolkingsdaling aan de randen van Nederland kan dus best voorlopig of voor wat langere tijd tot stilstand zijn gekomen.
Maar de effecten van jarenlange bevolkingsdaling, waarbij ook nog eens vooral jongeren en hoogopgeleiden wegtrokken zijn daarmee niet ineens voorbij. En de redenen waarom mensen uit de rurale gebieden, het Randland, of de grensregio’s, wegtrokken ook niet. Oost-Groningen, of Zuid-Oost Drenthe zijn ook zonder krimp nog steeds gebieden met sociaal-economische problemen.
Ook in de woningvoorraad is de jarenlange waardedaling nog te merken. Als je je huis niet kunt verkopen, of voor minder geld, ga je niet meer veel investeren, in onderhoud of energiebesparing. Dat geldt zowel voor particulieren, als voor woningcorporaties die met beperkte ‘krimpgelden’ wel probeerden te transformeren en herstructureren. Allemaal redenen om deze periode daarom goed te gebruiken om de woningvoorraad te verbeteren en ook aan te passen aan de vraag.
In Noord-Nederland zijn de veranderingen ook zichtbaar en meetbaar. Ter illustratie, de gemeente Noardeast-Fryslân was in 2021 koploper in de stijging van de WOZ-waarde in Nederland met bijna 20 procent. En dat zonder Lelylijn of andere grote infrastructuur of bedrijvigheid. En hoewel de gemiddelde woningwaarde met 233.000 euro nog een stuk lager ligt dan in het westen van het land, duidt dit er wel op dat de regio aantrekkelijker begint te worden. Op eigen kracht omdat er onderling tussen bedrijven, onderwijs en bestuur goed wordt samengewerkt, maar ook door initiatieven vanuit bewoners. Aansprekend voorbeeld is Holwerd. daar stonden rond 2015 nog veel huizen leeg in het centrum. Maar toen men begon te dromen over een verbinding met de zee bracht dit de gemeenschap in beweging en vestigde de aandacht op dit dorp aan de Waddendijk.
De veranderingen in de woonvraag komen ook van buiten Noord-Nederland. Er zijn pushredenen waarom mensen uit de grotere steden in het westen naar de dunbevolktere gebieden trekken, en dat is de woningcrisis. Of je vindt geen huis in de Randstad of net daarbuiten, of je verkoopt je huis daar voor goed geld en koopt voor minder meer terug. Het is een trend die je in meer West- en Noord-Europese landen ziet, al of niet versterkt door corona.
Alle redenen voor krimpgebieden, gemeenten en inwoners, om goed na te denken over waar je deze pauze voor gebruikt. Zet je in op nieuwkomers, op doorstroom van ouderen, op de eigen jongeren, op verbetering van leefbaarheid, economie, de voorzieningen? In dit speelkwartier is er weer wat ruimte om te dromen, maar pas op voor de bel.