Landschapsarchitect en onderzoeker van de ruimtelijke ordering Han Lörzing schreef al meerdere boeken over Nederland en Europa. In zijn laatste boek ‘Een land waarover is nagedacht’ beschrijft hij hoe Nederland in de laatste honderd jaar is uitgedacht en vormgegeven. Als voormalig insider bij overheden bij ruimtelijke projecten weet hij in tien hoofdstukken de lezer met zijn vlotte schrijfstijl en vaak humoristische anekdotes te boeien in de wereld van de ruimtelijke ordening. Onbedoeld toont het boek ook aan dat investeringen in woningbouw en infrastructuur vooral in West-Nederland werden gepland en daarmee onder andere Noord-Nederland al op achterstand zette.
Het boek zit vol met achtergronden en analyses over bijvoorbeeld de stijlvolle, degelijke jaren-dertighuizen die in een tijd van armoede en grote werkloosheid zijn gebouwd. Vanwege de crisis was het voor welgestelden aantrekkelijker hun geld in onroerend goed te beleggen dan in aandelen. Tegelijkertijd was arbeid erg goedkoop waardoor de gegoede middenklasse ook toen al winnaar op de woningmarkt was. Of over de totstandkoming van de Woningwet, ontstaan van bestemmingsplannen en de bouw van kwalitatieve arbeiderswoningen, Lörzing noemt namen en rugnummers in de politiek en de architectenwereld. Het Algemene Uitbreidingsplan van Amsterdam uit 1934 wordt meestal toegedicht aan Cornelis van Eesteren maar Lörzing breekt ook een langs voor het werk hiervoor op de achtergrond door ingenieur Theo van Lohuizen. Dit soort uitweidingen maken het boek ook voor de reeds ingewijde lezers bijzonder interessant.
Het boek is chronologisch opgebouwd maar ieder hoofdstuk heeft wel weer verwijzingen naar heden en verleden. We gaan van de woningwet uit 1901 naar de R.O. pioniers in de jaren 20 en 30, via de wederopbouw en de ordeningsstaat via de R.O. nota’s naar woonerven en VINEX, Vogelaarwijken, de afbraak van het ministerie van Ruimtelijke Ordening en de losgeslagen woningmarkt van nu tot de Omgevingsvisie. De politieke stand van het moment en de gevolgen daarvan voor de ruimtelijke inrichting krijgen ruimschoots de aandacht wat veel keuzes verduidelijkt en verklaart. De meeste voorbeelden spelen in de Randstad, verklaarbaar wellicht uit de auteur zijn achtergrond. Krimp is geen onderwerp en Noord-Nederland komt slechts sporadisch voorbij bijvoorbeeld in het eerste woonerf in Emmerhout en boerenopstanden in Hollandscheveld waardoor de Boerenpartij van boer Koekoek uiteindelijk de Tweede Kamer in kwam. Uitermate boeiend is zijn beschrijving van de inrichting van de Noordoostpolder met Nagele als vreemde eend. Het zijn van dit soort beschrijvingen die je het boek doen wegleggen om even te googelen en meer achtergrondinfo op te zoeken bij een genoemde documentaire, project, architect of gebeurtenis.
Lörzing schetst en verklaart in het boek op een prettige manier de R.O. geschiedenis van de laatste 120 jaar en kadert daarmee ook de positie van de nieuwe minister van VRO mooi in want de huidige opgaven op dit gebied zijn groot maar eigenlijk zijn ze dat in alle tijden. Al met al een heerlijk relativerend boek en beslist een aanrader voor wie zich wel eens afvraagt waarom er niet genoeg goede, betaalbare en stijlvolle woningen voor iedereen zijn. Want dat is de planners helaas (nog) niet gelukt.