Hanzehogeschool Groningen • Rijksuniversiteit Groningen •

Interview Bettina Bock : Van leefbaarheid naar toekomstkracht

Interview Bettina Bock naar aanleiding van haar essay in de bundel ‘Land in samenhang’.

De laatste jaren richtte het Nederlandse overheidsbeleid zich slechts op het in stand houden van de leefbaarheid in krimpgebieden. Voor ontwikkeling en dynamiek was geen aandacht. In het buitenland is dat heel anders, ontdekte professor Bettina Bock. ‘Er is meer aandacht voor ontwikkeling en gelijkheid van kansen. Nu er in Nederland een toenemende ongelijkheid en politieke polarisering dreigt, lijkt de invoering van regiodeals een start van nieuw beleid te markeren.’

door Eduard van den Hoff

Je essay leest als een aanklacht tegen het Nederlandse beleid ten aanzien van krimpgebieden: de overheid toont de laatste jaren weinig bereidheid tot investeren in die gebieden, de burgers aldaar worden niet langer aangesproken als werknemers, -gevers en ondernemers en het lijkt alsof de overheid het behoud van leefbaarheid in heel Nederland niet langer als haar verantwoordelijkheid ziet.

‘Nee, het is geen aanklacht. Wel een oproep. De overheid heeft een taak, een verplichting ten aanzien van de krimpgebieden. Maar ze lijkt die van zich af te schuiven. Krimp wordt gezien als een probleem van de periferie en de krimpgebieden moeten het vooral zelf oplossen. De Rijksoverheid ziet zich meer als ‘hulpverlener’ en treedt alleen op als de krimpregio’s het op zichzelf niet aankunnen. In andere landen is dat anders. In Duitsland is er een hevige discussie over de verantwoordelijkheid van de overheid voor het scheppen van gelijke levensvoorwaarden. Ook in Italië beschouwt men het in stand houden van de vitaliteit van krimpende regio’s als een verantwoordelijkheid van de staat. In die landen viel het me ook op dat krimp meer wordt benoemd in juridische termen. In Nederland lijkt het welhaast een gunst als je bepaalde voorzieningen mag behouden, terwijl andere landen het gewoon zien als een burgerrecht. Dat vind ik toch wel opvallend, want ook in Nederland hebben we sociale burgerrechten. Die gaan over exact dezelfde dingen. Niemand wijst daar eigenlijk op. Waarom praten wij er niet zo over? Het lijkt alsof het perspectief van burgerrechten en mensenrechten heel ver van ons afligt. Misschien wil de overheid het zo niet benoemen, omdat het ook niet in haar belang is. Maar des te opvallender is het dat burgers het ook niet zo benoemen en hun rechten niet opeisen.’

In beleid gaat het vaak om leefbaarheid. Jij vindt de in Nederland gehanteerde inhoud te beperkt. Leg dat eens uit.

‘Het valt mij op dat als we het over leefbaarheid hebben, het alleen maar over wonen gaat. Kijk je naar het buitenland, dan gaat het heel veel over werkgelegenheid en inkomen, over bedrijvigheid en de voordelen van bepaalde locaties voor bedrijvigheid. Naast investeringen in snel internet en regionaal transport wordt daar ook gesproken over het verplaatsen van publieke diensten en het aantrekken van particuliere werkgelegenheid. Hier worden dergelijke strategieën altijd bekeken in het licht van hun opbrengsten op de korte termijn. Alle investeringen gaan gepaard met risico’s; vaak zijn die pas lonend op de langere termijn. Daarbij moeten we ons ook bewust zijn van de kosten die voortkomen uit het gebrek aan investeringen. Niet investeren in bedrijvigheid, betekent bijvoorbeeld op termijn minder werkgelegenheid. Zo denken we veel te weinig naar mijn idee.’

Je zegt dat de toekomst van een gebied voor een groot deel wordt bepaald door het vertrouwen in zijn kracht. Wat bedoel je daarmee?

’Mensen willen ergens wonen waar ze het gevoel hebben dat het er ook in de toekomst goed leven is. Dat ze zich in dat gebied kunnen ontwikkelen, een goede opleiding volgen, een goede baan vinden, enzovoort. Maar als men vreest dat een gebied geen toekomst heeft, dan trekt men weg. Dat draagt bij aan de neergang van een gebied. Je ziet bijvoorbeeld nu al dat fitte, oudere mensen verhuizen omdat ze zich in hun eigen gebied niet meer veilig voelen voor wat betreft de toegankelijkheid van zorg in de toekomst. Belangrijk is ook de bereidheid tot investeren; daarmee stel je vertrouwen in de toekomst van een gebied. Doe je dat niet, dan moet je ook niet verrast zijn dat jongeren hun toekomst elders zoeken en dat bewoners zich in de steek gelaten voelen. Overheid, investeer daarom in de trein, in de school, in het ziekenhuis! Te lang is er slechts enkel geïnvesteerd in de Randstad. De politieke kosten beginnen zich nu te tonen. Wellicht dat de regiodeals een kentering betekenen in het overheidsdenken. Brede welvaart en leefbaarheid in de regio’s, en dus in geheel Nederland, moeten daarmee worden versterkt.’