Hanzehogeschool Groningen • Rijksuniversiteit Groningen •

De interne dynamiek van regionale samenwerking in Nederlandse krimpgebieden

De onderzoeksvraag die in dit proefschrift centraal staat, is: ‘Hoe is de interne dynamiek in regionale regimes in Nederlandse krimpgebieden te duiden?

Regionale samenwerking wordt in veel Nederlandse regio’s gezien als een manier om demografische krimp zo goed mogelijk te begeleiden. Belangrijke argumenten voor regionale samenwerking zijn: je voorkomt lokale onderlinge concurrentie, opgaven manifesteren zich steeds meer op bovenlokaal schaalniveau en vragen dus om een regionale aanpak én een regionale aanpak sluit beter aan bij het regionaal systeem van het dagelijks leven (we werken en recreëren steeds meer op regionaal schaalniveau). Gemeenten, ondernemers en maatschappelijke organisaties willen in regionale samenwerkingsverbanden gezamenlijk de slagkracht vergroten en de kwaliteit van leven in de regio op peil houden. Denk daarbij aan samenwerking om te komen tot een passende woningmarkt, tot regionaal-economische vitaliteit en het inrichten van een toekomstbestendig voorzieningenniveau. Deze regionale samenwerkingsverbanden, de zogenoemde ‘regionale regimes’, heeft Rutgers onderzocht in de Achterhoek (Achterhoek Agenda 2020) en Hoeksche Waard (Pact van de Waard).

Regionale regimes kenmerken zich door een gezamenlijke samenwerkingsagenda, de coalitie, de structuur van samenwerken en inzet van middelen. Hoewel deze regionale regimes op het eerste gezicht een goed antwoord lijken op demografische krimp, blijkt in de praktijk dat regionale samenwerking niet makkelijk is. Krimpopgaven brengen namelijk in veel gevallen verdelingsvraagstukken met zich mee:

het gaat eerder om het verdelen van verlies dan het verdelen van winst
het spanningsveld tussen lokale en regionale belangen speelt het resultaat van samenwerking vaak parten
Nederland kent geen officiële regionale bestuurslaag, waardoor de democratische legitimiteit van regionale samenwerking geregeld ter discussie staat.
Regionale samenwerking startte dus informeel met een urgentie voor een krimpagenda, maar door formalisering in de loop van de tijd verdween de krimpagenda juist naar de achtergrond, en hiermee liep de energie bij samenwerkingspartners weg. De conclusie van dit proefschrift legt een paradox bloot die ontstaat wanneer partijen rondom een krimpagenda gaan samenwerken in regionale regimes: samenwerking goed geregeld, urgentie krimpaanpak ontregeld. Als informele samenwerking de urgentie voor de krimpagenda doet toenemen, maar tegelijkertijd formalisering om deze krimpagenda tot uitvoering te brengen de krimpopgave naar de achtergrond doet verschuiven, is het de vraag óf regionale samenwerking wel de panacee is voor demografische krimp.

Rutgers geeft de aanbeveling: “Als het op regionale regimes in krimpgebieden aankomt, in welke vorm dan ook, is het de kunst om te blijven terugkeren naar het ‘waarom’ van de samenwerking. Het gaat bijvoorbeeld om het zorgen voor een passende woningmarkt, regionaal-economische vitaliteit of het inrichten van een toekomstbestendig voorzieningenniveau.”

Lees het proefschrift (Radboud Universiteit)