Jongeren in Noord-Nederland zijn net als hun generatiegenoten in andere regio’s niet zo positief over hun toekomst. Over de oorzaken en over de mogelijkheden om een positieve draai te geven aan het sombere toekomstperspectief ging het KKNN Kenniscafé Toekomst voor jongeren op donderdag 21 september. Locatie was Bouwcampus Bowinn in Dokkum. Het was overigens een bijeenkomst met een feestelijk tintje: de presentatie van het nieuwe KKNN-logo.
Door Henk Dilling, foto’s door Harma Kaput
Dagvoorzitter Tialda Haartsen, hoogleraar Rurale Geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen, benadrukte in haar openingswoord de betekenis van jongvolwassenen voor de regio. ‘Elke regio heeft te maken met vergrijzing. Daarom wil elke regio zoveel mogelijk jongeren behouden en binnenhalen.’ Jongeren als het nieuwe goud. Het was koren op de molen van de eerste spreker, directeur Martin van der Veen van Bouwcampus Bowinn. Jongeren voor de regio behouden door samen met het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid de kans op een baan in de bouw en installatietechniek te vergroten is één van de gedachtes achter de oprichting van de ‘proeftuin en broedplaats’ in de meest noordelijke stad van Nederland. ‘Meer kans op een baan is een goede motivatie om in de regio te blijven’, aldus Van der Veen.
Broodnodig
De campus houdt zich bezig met het ontwikkelen van nieuwe producten en diensten op het gebied van industrieel, gasloos en circulair bouwen. Daartoe beschikt men onder andere over onderzoeksruimten en klimaatkamers waar nieuwe toepassingen worden onderzocht, ontwikkeld en getest. ‘Wij zijn een plek waar kennisdeling, educatie en innovatie samenkomen en waar jongeren enthousiast worden gemaakt voor techniek en technologie. Gelet op de huidige en de toekomstige arbeidsmarkt is dat ook broodnodig. In deze regio hebben we relatief veel bouw- en metaalbedrijven en die zitten te springen om technisch personeel. In een krappe arbeidsmarkt zie je dat bedrijven jongeren soms verleiden om zonder opleiding voor hen te komen werken. Wanneer het dan weer minder gaat moeten zij als eerste vertrekken. Ze hebben dan geen “papiertje”. Dat is een slechte uitgangspositie. Wij willen ze in ieder geval een “papiertje” kunnen geven.’
‘Meer kans op een baan is een goede motivatie om in de regio te blijven’
De blijf-motieven van jongvolwassen lopen sterk uiteen en variëren van werk/carrière-gerelateerd en familie en vrienden tot en met verbondenheid met de fysieke/culturele omgeving en financiële kwesties. Dat blijkt uit het onderzoek van data-analist en onderzoeker Jonne Thomassen van het kenniscentrum voor sociaal-maatschappelijke vraagstukken CMO Stamm.
Onderzoeker Thomassen opende met een karakterschets: jongeren verhuizen relatief veel en ook vaak over lange afstanden, meestal trekken ze in de richting van de grote steden en gespecialiseerde arbeidsmarkten. Maar hoewel een groot deel van de jongeren uiterst mobiel is, verhuist niet iedereen. Om beter te begrijpen wat de beweegredenen zijn van jongeren die ervoor kiezen om niet te verhuizen heeft Thomassen voor haar promotieonderzoek aan de RUG een aantal ‘blijvers’ – WO afgestudeerden – geïnterviewd. ‘De meesten hadden meerdere redenen om te blijven, maar in vrijwel alle interviews kwam een sterk gevoel van verbondenheid met de woonplek terug. Dat gevoel hing vaak samen met de aanwezigheid van een sociaal netwerk en de nabijheid van familie en vrienden. Iemand ervoer die nabijheid zelfs een beetje als belemmerend: zij kon daardoor “niet nóg verder weg verhuizen”. Maar nabijheid is niet voor iedereen belangrijk bij de keuze om te blijven: een aantal ‘blijvers’ gaf aan dat ze best op grotere afstand konden wonen, want je kunt toch gewoon in het weekend op bezoek?’
Steun en toeverlaat
Uit de interviews kwam ook naar voren dat familie en vrienden soms uiterst subtiel de beslissing om te blijven hadden beïnvloed. Verschillende ‘blijvers’ hadden bijvoorbeeld nagedacht over de effecten die hun keuze zou hebben op hun naasten. Thomassen: ‘Sommigen vroegen naar de mening van hun familie en lieten het advies dat ze kregen zwaar meewegen. Andere ‘blijvers’ gaven aan dat ze naar mensen in hun omgeving hadden gekeken als voorbeeld. Wanneer leeftijdsgenoten steevast op één plek hadden gewoond en een succesvolle baan en gelukkig leven leiden, dan gaf dat vertrouwen in de toekomst.’ Familie en vrienden zijn ook een bron van onvoorwaardelijke steun en toeverlaat, blijkt uit haar onderzoek. ‘Jongeren met kleine kinderen schakelen bijvoorbeeld ouders in als oppas. Dat steuntje in de rug werd door één blijver beschreven als “onmisbaar”. In tijden dat de banen niet voor oprapen liggen fungeren familie en vrienden als netwerk op de lokale arbeidsmarkt of helpen ze mee met zoeken naar vacatures. Ze boden ook tijdelijk onderdak totdat men een nieuwe woning vond. Al met al maakte die steun het in sommige gevallen makkelijker om te blijven. Maar wanneer een groot gedeelte van het sociale netwerk naar andere plekken in het land verhuisde, dan begon de overweging om te verhuizen bij sommige ‘blijvers’ ook te kriebelen.’
‘Jongeren willen meedenken, meepraten en meebeslissen’
Na de pauze was het woord aan Hermien Maarsingh van CMO Stamm. Zij presenteerde de resultaten van een onderzoek onder jongeren naar leefbaarheid. De jongeren zelf kwamen aan het woord in de persoon van Janneke Stuive-Stelpstra van Generatie Fryslân 2035, een netwerk van jonge professionals die in de provincie willen blijven wonen.
Veel Groningse jongeren zijn honkvast. Dat is een van de uitkomsten van het CMO Stamm-onderzoek naar leefbaarheid onder leerlingen van 12 tot 18 jaar van tien scholen voor voortgezet onderwijs in de provincie Groningen. Zij vulden een online vragenlijst in. De resultaten van de vragenlijst zijn vervolgens besproken in de klassen. De helft van de ondervraagde jongeren wil over twintig jaar nog in de provincie Groningen wonen. ‘Het is fijn leven in de provincie Groningen, familie en vrienden wonen in de buurt, alles is bekend en de stad Groningen is aantrekkelijk om in te wonen’, aldus de respondenten. Ruim 20% denkt daar anders over en is niet van plan om te blijven. Hermien Maarsingh: ‘De meest genoemde redenen om weg te trekken zijn dat er meer en betere banen beschikbaar zijn in de Randstad, dat Groningen een saaie provincie is, dat jongeren in een andere stad dan Groningen willen studeren en dat jongeren later graag in het buitenland willen wonen.’
Zorgen en kansen
De meerderheid van de ondervraagde jongeren is optimistisch over hun eigen toekomst. Ze maken zich echter wel zorgen over bepaalde aspecten in de samenleving, zoals klimaatverandering, woningnood, inflatie, oorlog, drugsgebruik, mentale gezondheid onder jongeren en de leefbaarheid van hun eigen dorp of wijk.
Ook voelen de meeste jongeren zich weleens onveilig (63%), vooral in het verkeer. Genoemde redenen voor dat onveilige gevoel: veel drukte op de weg, snelheid van auto’s, onoverzichtelijke punten en fietsen in het donker. Meisjes voelen zich vaker onveilig dan jongens (71% tegenover 40%). En naarmate jongeren verder van de stad af wonen, gaat het percentage omlaag van 63% naar 42%. Met het oog op de gewenste aandacht en de mogelijke oplossingen wordt de feedback over middelengebruik en onveiligheid uit het onderzoek gedeeld met gemeente en GGD.
Maarsingh: ‘Om jongeren in de provincie te houden is het niet alleen noodzakelijk dat er voldoende woningen zijn, maar ook dat jonge bewoners de kans krijgen om mee te denken en mee te beslissen over de inrichting van de buurt. Het geeft jongeren de kans elkaar en de omgeving te leren kennen en versterkt de sociale binding en vitaliteit van de regio.’
Netwerk jonge Friese professionals
Laatste spreker was Janneke Stuive-Stelpstra van Generatie Fryslân 2035, een netwerk van ruim 150 jonge professionals van 20 tot 35 jaar. Ze werken in het bedrijfsleven, het onderwijs en bij de overheid.
‘Misschien zitten we in 2035 op de plekken waar we invloed hebben’, stelde Stuive-Stelpstra. ‘Maar als we écht impact willen maken, moeten we nu al onze generatie bijeen brengen. Daarom werken we aan het verbinden, versterken en activeren van ons netwerk. Wat wij als netwerk belangrijk vinden, onze waarden, nemen we mee naar onze werkgevers, naar bijeenkomsten en naar plaatsen waar beleid wordt gemaakt.’ Het netwerk pleit – ‘voor onszelf en de volgende generaties’ – voor een duurzaam, klimaatbestendig en aantrekkelijk Fryslân. Ze zijn niet boos op de generaties boven hun. ‘Maar we willen wel dingen veranderen. Meepraten, meedoen, meebeslissen, zodat de volgende generaties vaker terugkomen in de keuzes die vandaag worden gemaakt.’ De stip op de horizon is vertaald in het manifest dat GF 2035 heeft geschreven. Het is gebaseerd op een aantal thema’s: landbouw, energie, maatschappij en welzijn, water, circulaire economie en toekomstbestendige economie. ‘Het is een wegwijzer voor de toekomst. Jongeren die zich herkennen in ons manifest zijn van harte welkom. Eén van onze wensen is dat geluk, gezondheid en welbevinden het uitgangspunt is over tien jaar. Ik, jij en zij heeft plaatsgemaakt voor wij. We hebben een deeleconomie, waarin gebruik belangrijker is dan bezit.’